Eenhoorn (fabeldier)
Fresco 'Maagd en Eenhoorn' door Domenichino in het Palazzo Farnese in Rome
De eenhoorn wordt in de cryptozoölogie beschreven als een soort wilde ezel, zo groot als een paard. Hij is wit en heeft donkerblauwe ogen. Op zijn voorhoofd draagt hij een hoorn van ongeveer 45 cm, spiraalvormig gedraaid en uitlopend op een punt. Zijn hoeven zijn gespleten zoals die van een bok, zijn staart is een leeuwenstaart en hij heeft een geitenbaard.
Geschiedenis
Reeds in 398 v.Chr. wordt de eenhoorn beschreven door de Griekse arts en historicus Ctesias, die aan het hof van de Perzische koning erover hoorde in verhalen van reizigers uit Indië. In Indië en China was er vóór die tijd al sprake van de eenhoorn. Ook de Romein Plinius de Oudere beschrijft het dier. Ook in de Bijbel duikt het op meerdere plaatsen op, onder meer in het boek Job: “Wie heeft de eenhoorn zijn vrijheid gegeven, wie heeft hem van zijn banden bevrijd? Ik laat hem wonen in de wildernis, de zoutvlakte is zijn domein.” Volgens de christelijke traditie leefden Adam en Eva samen met alle dieren, ook de legendarische eenhoorn, vreedzaam samen in de prachtige hof van Eden.
In de ‘Physiologus’, een boek over dieren en mythologische wezens, in de tweede eeuw in Alexandrië geschreven, wordt de eenhoorn in symbolische en vooral christelijke zin uitgelegd.
Alle beschrijvingen verschillen van elkaar, zoals meestal het geval is met verhalen die vooral mondeling zijn overgeleverd. De fantasie krijgt vrij spel, zeker als het over een fabeldier gaat, want niemand heeft het ooit gezien.
Ook vandaag nog speelt de eenhoorn een magische rol in de literatuur. In ‘Harry Potter and the Philosopher’s stone’ bijvoorbeeld komt er een eenhoorn voor. Hij wordt weergegeven als het nobelste dier dat er bestaat, een krachtig magisch dier wiens zilveren bloed Voldemort drinkt om in leven te blijven.
woensdag 7 mei 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten